De Nederlandse Krijgsmacht
Artikel in Bewerking
!!!
INLEIDING
In de vijftiende en zestiende eeuw zien we dat het landsbestuur zich
langzamerhand losmaakt van de strijdkrachten. Dit proces wordt geïllustreerd
door het voorkomen van twee versies van het landsheerlijk wapen: de eerste
versie bestaat uit het wapen van de landsheer, gedekt met een helm met
helmteken en gehouden door twee schildhouders. De tweede versie bestaat uit
het persoonlijke wapen, eveneens gehouden door schildhouders maar gedekt met
een kroon die het symbool is van een bestuurlijke rang. Zo ontstaan de
symbolen van de landsheerlijke regering enerzijds en van de staf van de
strijdkrachten anderzijds. Tijdens de Republiek komen deze twee onderdelen van het staatsbestel
naast elkaar voor maar is het leger
een functie van de stadhouder en het landsbestuur een functie van de Staten
Generaal. Deze
constellatie werd verder gecompliceerd doordat de stadhouder de niet meer
voorhanden zijnde souverein vertegenwoordigde waaraan de belangrijkste
gewesten (Holland, Zeeland) eigenlijk ondergeschikt zouden moeten zijn
terwijl hij in zijn functie als opperbevelhebber ondergeschikt was aan de
Staten Generaal. Het wapen van de
stadhouder, i.c. de kapitein-admiraal
generaal van de Republiek vormt de kern van de
wapencompositie van de strijdkrachten van de Republiek, terwijl het wapen van
de Staten Generaal de kern vormt van de wapencompositie van het
landsbestuur. De strijdkrachten van de Republiek bestonden uit twee onderdelen: de
zeemacht of de Admiraliteit en het zgn. Staatse leger waarvan de prins van
Oranje de opperbevelhebber was. Tijdens de Stadhouderloze tijdperken
(1650-1672 en 1702-1747) stonden deze twee onderdelen onder aparte
bevelhebbers, de admiraliteit onder een luitenant-admiraal. In deze periode
bestonden de strijdkrachten dus uit twee zelfstandige onderdelen. Deze
bedienden zich allebei van een wapencompositie: de admiraliteit van een wapen
met gekruiste ankers, gehouden door twee leeuwen, en het Staatse Leger van
het wapen van de Staten Generaal met kroon en schildhouders en wapenspreuk CONCORDIA
RES PARVÆ CRESCUNT, later vergezeld door een wapentrofee,
zoals te zien op het arsenaal in Dordrecht. Ook tijdens het 2e Koninkrijk worden de strijdkrachten
beurtelings onder éénhoofdige leiding geplaatst en van elkaar gescheiden. In
het eerste geval worden de strijdkrachten geleid door het Ministerie van
Defensie en hebben beide krijgsmachtonderdelen ieder een eigen
staatssecretaris: de Staatssecretaris van Marine en de Staatsecretraris van
Oorlog. In het tweede geval bestaat er een Ministerie van Marine en een Ministerie
van Oorlog, een situatie die dus ongeveer gelijk zou moeten zijn aan die
tijdens de stadhouderloze tijdperken en de Bataafse Republiek. In de loop van de 20e eeuw onstond de luchtmacht als een
onderdeel van de Landstrijdkrachten. Dit splitste zich in 1953 af en vormt
sindsdien een zelfstandig onderdeel van de Strijdkrachten, vallend onder het
Ministerie van Oorlog en later onder het ministerie van Defensie. In 1959 werden de Ministeries van Oorlog en Marine opgeheven en samengevoegd
tot het Ministerie van Defensie waaronder de Landmacht, de Marine, de
Luchtmacht en de Marechaussee vielen, ieder met een eigen commandant. Sinds
2005 staan de eerste drie onderdelen onder één opperbevelhebber terwijl de
commandant van de Marechaussee direct verantwoording schuldig is aan de Minister van Defensie. |
DE ORGANISATIE VAN DE
KRIJGSMACHT DE REPUBLIEK Aan de strijdkrachtonderdelen van de Republiek waren inspectiecommissies
toegevoegd. De inspectiecommissie voor de zeemacht heette het College Superintendent
en was een controleorgaan van de Staten Generaal. Een soortgelijk orgaan bestond voor de landstrijdkrachten. Dit heette
de Gedeputeerden te Velde en bestond uit leden van de Staten Generaal, leden
van de Raad van State en leden van de Staten van de provincies waar de
krijgshandelingen plaatsvonden. Deze colleges voerden een versie van het wapen van de Staten
Generaal, dat van het College
Superintendent vermeerderd met twee gekruiste ankers. Dat van de Gedeputeerden
te Velde vermeerderd met de wapenspreuk CONCORDIA RES PARVÆ
CRESCUNT en later een trofee van wapentuig. Het College Superintendent werd tijdens de Bataafse Republiek,
vervangen door het Commissariaat voor Marine, later door het ministerie van
Marine resp. het staatssecretariaat van Marine. Deze colleges werden tijdens het
2e Koninkrijk vervangen of voortgezet door de inspecteurs
generaal van de verschillende krijgsmachtonderdelen in de 19e en
20e eeuw, die verantwoording schuldig waren aan de Inspecteur
Generaal van de Krijgsmacht (indien voorhanden). |
De Zeemacht van de Republiek, 1586-1795
Organigram van de Zeemacht van de Republiek
De Zeemacht De zeemacht van de Republiek bestond uit vijf onderdelen die ieder een
deel van de Republiek als arbeidsterrein hadden en dus te beschouwen zijn als territoriale troepen. Het zijn de admiraliteiten van: ·
Zeeland |
Ieder van deze admiraliteiten werd gecontroleerd door een door de
Staten Generaal benoemde commissie: de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit.
Hiervan waren er dus eveneens vijf nl. ·
De Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit van
Zeeland ·
De Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit op de
Maze ·
De Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit van
Amsterdam ·
De Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit van het
Noorderkwartier ·
De Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit van
Friesland |
Hiervan voerden ·
De GRA van Zeeland en het Noorderkwartier het
wapen van Zeeland, resp. van Westfriesland geplaatst op twee gekruiste
ankers. ·
De GRA van Friesland het wapen van de Staten
Generaal met de initialen AIF en geplaatst op twee gekruiste ankers. ·
De GRA van Amsterdam het wapen van de Staten
Generaal geplaatst op twee gekruiste ankers en staande binnen de Hollandse
Tuin ·
De GRA van Rotterdam de Statenleeuw geplaatst op
twee gekruiste ankers. |
Iedere Admiraliteit had een dagelijks bestuur ondergeschikt aan het betreffende
college van Gecommitteerde Raden. Dit dagelijkse bestuur bestond uit een advocaat
fiscaal, een secretaris en een ontvanger-generaal |
De verschillende corpsen van de Admiraliteiten, die bestonden uit de
materieeldiensten zoals ammunitiehuizen, scheepswerven, lijnbanen en
geschutgieterijen, voerden ieder een
vignet bestaande uit twee gekruiste ankers en verschillende initialen. Deze
werden ook op een schild geplaatst: ·
Het Zeeuwse corps de letters AZ, ·
Het Friese corps de letters AIF ·
Het Amsterdamse corps de letters AA ·
Het Rotterdamse corps de letters PPP en AODM of
ATR ·
Het Westfriese corps de letters PPP en AW of AE |
©Hubert de
Vries 26.01.2007